Een zittende aap aan een ketting, Hendrick Goltzius, 1592 - 1602
zwart, geelbruin en rood krijt, h 406mm × b 300mm.
Met virtuoos geplaatste streepjes en arceringen tekende Hendrick Goltzius deze Aziatische resusaap, herkenbaar aan zijn roze gezicht omlijst met haar. Hij besteedde veel aandacht aan de natuurgetrouwe weergave van de vacht, waarbij hij ook het wit van het papier gebruikte om subtiele licht-donker accenten te creëren. Een geketende aap kende ook een bijbetekenis. Deze verbeeldt de zondige mens, die door zijn verlangen naar rijkdom aan de aarde is gekluisterd.
De dominee en het geld (7)
Een ton
Recentelijk stond er een mooi artikel in het Nederlands Dagblad. Het ging over de jaarlijkse actie Kerkbalans waarmee een aantal kerken probeert elk jaar het benodigde geld voor het kerkenwerk binnen te halen. De kop was veelzeggend: ‘Een fulltime predikant kost een ton per jaar. Dat mag je als kerklid best weten.’
Niet in handen
Om direct een misverstand uit de wereld te helpen: dat is natuurlijk niet het bedrag dat een predikant in zijn handen krijgt. Ook bruto niet. Er zitten allerlei overheadkosten in. Het is een bedrag dat in de Protestantse Kerk Nederland gehanteerd wordt. Pensioenen zitten er in, arbeidsongeschiktheid en al dat soort zaken. Voor de Remonstranten zal het bedrag ongeveer gelijk zijn. Bij een fulltime aanstelling varieert het, per maand, bij ons van € 3564,58 bij 0 dienstjaren tot € 5971,67 na twintig jaar. Predikanten volgen de ambtenaren CAO en zijn ingedeeld als docenten op een middelbare school. (Ter vergelijking: docent LB € 3301-5030, LD € 3334-6665, waarbij docenten al na 12 jaren hun hoogste salaris behalen. De LD schaal is voor volledig bevoegde docenten in het VWO. Niet dat alle docenten dat krijgen, die op dat niveau functioneren. Maar dat laat ik hier even zitten) Voor beide groepen werkers geldt dat er natuurlijk ook nog vakantiegeld en een 13e maand bij komt (en voor predikanten wat onkostenvergoedingen).
Is dat veel?
Dat is een vraag die ik lastig te beantwoorden vind. Wellicht is het niet veel, als je het vergelijkt met andere beroepsgroepen die ook een zesjarige academische studie vooronderstellen. (Vraag aan de ouders onder de lezers: zou je je kinderen een dergelijke carrière aanbevelen?)
Is het veel voor de kerk om te betalen? Dat hoor je in elk geval vaker. Kerkelijke gemeenten stralen vaak uit, dat je inhalig bent, als je als predikant wilt verdienen wat je volgens een traktementsregeling zou moeten ontvangen (en je ook niet bereid bent om voor een 70% aanstelling 50 uur in de week te werken of beschikbaar te zijn.)
Overigens hoor je ook van predikanten die zich bijna schamen dat ze dit salaris krijgen. Ze verwijzen dan vaak naar de apostel Paulus die niets voor zijn werk kreeg, maar als tentenmaker zijn brood verdiende. ‘Tentmaking ministry’. (Handelingen 18: 3. Overigens leren moderne vertalingen dat je dit vak vooral moet invullen als leerbewerker.)
Twee vragen
1. Vind je dat je een vrijgestelde predikant nodig hebt? Het kenmerkende van het protestantisme is dat we eigenlijk geen aparte geestelijke stand nodig zouden moeten hebben. Het priesterschap van alle gelovigen leert dat iedereen het zou moeten kunnen en zou moeten doen. Principieel kan iedereen het doen. Een goed functionerende gemeente zou ook kunnen draaien op vrijwilligers die doen wat een predikant doet: de geleerde mensen houden preken en leiden kringen, de pastoraal bewogen mensen, ondersteunen de gemeenteleden en de maatschappelijke betrokkenen doen diaconale activiteiten. Wellicht is het een soort (geestelijke) luiheid dat we al deze taken hebben toebedeeld aan predikanten. De vraag is dan: hoeveel geld heb je over voor iemand anders die iets voor je doet. Zelf betaal ik graag de hulp in de huishouding, die ons huis leefbaar houdt. Ik betaal ook graag de bakker, die een lekkere taart voor me bakt. Ik zou het misschien wel kunnen, maar zeker niet zo efficiënt en als ik eerlijk ben, heb ik er ook geen zin in.
2. Hoe noodzakelijk is de deskundigheid van een predikant? Dat is een punt dat al lang uitgebreid in discussie is. Moet je een universitaire studie gedaan hebben om predikant te kunnen zijn? De PKN is in deze zin aan het schuiven. De NGK houdt eraan vast. De Remonstrantse Broederschap heeft haar opleiding korter gemaakt. Vaak werden hiervoor verkeerde argumenten gebruikt. Het onderscheid tussen academisch geschoolde predikanten en HBO-opgeleide voorgangers lag in de bediening van de sacramenten. Alsof je Hebreeuwse moest kunnen lezen om te kunnen dopen of het avondmaal te kunnen bedienen? Hier kom ik in een later blogje wel terug. Maar voor mijn gevoel is het pastoraat misschien wel het gedeelte van het vak, waarin een academisch denkniveau het meest nodig is.
Apennootjes
Wat mij betreft geldt voor de beide vragen, dat je, als je hoge eisen stelt aan je voorgangers, je er ook reëel voor moet betalen. Je moet niet willen dat er niemand meer theologie gaat studeren, omdat je er geen droog brood mee kunt verdienen. Want als er iets is, wat ik probeer duidelijk te maken in deze blogjes is dat predikanten ook economische wezens zijn, die nadenken over geld en erger nog, geld nodig hebben om te kunnen leven. Hier geldt de wijze les van human resources: “You pay peanuts, you get monkeys”. De vraag is of je als kerk je dat kunt veroorloven in een wereld waar de kerk aan het verdwijnen is...
De dominee en het geld (6)
Een gewetensvraag over een stukje appeltaart
Op de tweede maandag in januari worden alle afspraken voor de preekbeurten voor het hele daaropvolgende jaar gemaakt. Althans als iedereen netjes heeft gewacht (Ik niet dit jaar…)
Dan wordt er gebeld. Het is een vererend moment. Maar er doet zich wel een gewetensvraag voor tegen wie zeg je ja en waarom?
Lang geleden waren een broer en een zus van me preekvoorziener in respectievelijk de Haagse en de nu opgeheven Delftse gemeente. Mijn zus had heel vroeg een bepaalde collega gebeld. Helaas, die zondag kon hij niet. Een uur later belde mijn broer. Toen kon hij diezelfde datum wel in de veel grotere Haagse gemeente. Betrapt, maar misschien ook wel begrijpelijk? In Delft zat je met maximaal 10 mensen in de kerk.
Ik heb een vergelijkbaar probleem als ik gebeld word door de gemeenten in Arnhem, Nijmegen of Oosterbeek. Alle drie gemeenten waar ik graag kom. Best een eindje rijden: 100 km heen en dan weer 100 km terug naar Barendrecht. Gezellige mensen. Leuke kerkgebouwen, elk verschillend. Ik kom bij alle drie graag.
Alleen … een van de drie gemeenten volgt voor de vergoeding van de preekbeurten de regeling van de PKN. (Het is tenslotte een samenwerkingsgemeente van PKN en Remo’s.) De PKN betaalt € 0,24 per km, de Remo’s € 0,30.
Voor die € 12 verschil kan ik wel met Marieke een lekker stukje appeltaart gaan eten!
De dominee en het geld (5)
Trouwen: wat moet dat kosten?
De meeste predikanten - en ook ikzelf - vinden het lastig om over geld te beginnen. Een jong stel heeft zich bij je gemeld en wil trouwen in de kerk. Je bent allang blij dat dat gebeurt. Er zijn tenslotte veel meer uitvaarten dan huwelijken of dopen. Meestal komen ze van buiten. Ze hebben een paar diensten bijgewoond en je komt kennismaken. Een van de twee, meestal, is kerkelijk opgevoed. De ander staat ervoor open. Je laat ze eerst vertellen wie ze zijn. Je hoort wat ze doen, hoe ze elkaar ontmoet hebben en hoe de dame gevraagd is. (Vaak vertellen ze nog hoe de aanstaande bruidegom bij de aanstaande schoonvader geweest is en om haar hand heeft gevraagd. Het is flauw, maar ik stel dan vaak de vraag: 'wat nu als ‘ie ‘nee’ had gezegd?') Meestal gebeurde het aanzoek op een bijzondere plaats: onder de Eiffeltoren of op een gondel in Venetië. Kosten noch moeite worden gespaard om het de mooiste dag van hun leven te maken! Maar blijft er dan nog wat over voor de kerk?
Eigen uurtarief?
Van een priester hoorde ik eens hoe hij het aanpakte. Hij vertelde altijd hoeveel uur werk de voorbereiding en de dag hem zouden kosten. Als het stel nu eens zou betalen volgens hun eigen uurtarief… Ik vond het wel een fraaie aanpak. Voor wie weinig geld te besteden heeft, blijven de kosten te overzien. Voor wie veel verdient, wordt het een reëel bedrag.
Op website
In Rotterdam hebben we het zakelijker aangepakt. Daar hebben we gewoon op de website neergezet wat het kost (€ 1000) en wat je ervoor krijgt (en wat niet). De ervaring leert dat iedereen de website van voren tot achteren doorgenomen heeft. Dan is het probleem opgelost. (Overigens geldt er een kortingstarief voor wie bij de kerk hoort én al eens bijgedragen heeft.)
Daarbij gaat dit hele verhaal ervan uit, dat ik trouwdiensten doe in de tijd van de B/baas. Het geld gaat dus naar de gemeente. Dat kan, nu ik een volledige aanstelling heb. Voor collega's met een kleine tot zeer kleine aanstelling werkt dat anders. Voor hen is het belangrijk dat er een normaal bedrag wordt betaald.
Vrijgevestigde dominee
Er zijn ook vrijgestelde collega's die tarieven rekenen die alleszins terecht zijn, maar soms wel het dubbele zijn van wat hier wordt genoemd. Als het je vak is waarvan je wilt/moet leven, dan zul je wel moeten. De theologische vraag wat voor ambtsopvatting hier achter steekt, laat ik maar even zitten. Critici kunnen denken aan Simon de Tovenaar. Anderen zullen het waarderen dat ambtsdragers ook midden in de wereld staan.
Ik zal mij buigen op uw eis, naar uw paleis, het hof der hoven.
Henry Raeburn, The Reverend Robert Walker (1755 - 1808) Skating on Duddingston Loch
Voor meer informatie over dit prachtige schilderij, zie hier.
De dominee en het geld (4)
Uit preken gaan…
Een maandag in januari
In vrijzinnige kringen is het gebruikelijk dat alle preekbeurten voor een jaar afgesproken worden op de eerste of tweede maandag van het jaar daarvoor. Dus bijna twee jaar van tevoren leg je je al vast. Die dag geeft aanleiding tot veel onrust. Gemeenten zijn bang dat ze hun rooster niet vol krijgen met wie ze willen en predikanten zijn natuurlijk vereerd als ze eerder worden gebeld dan op het afgesproken moment. De lezer begrijpt dat ook ik zo ijdel ben (en natuurlijk graag preek, waar ik het leuk vind…). Het moment waarop preekbeurten worden afgesproken komt dus steeds vroeger te liggen.
Veel opdrachten
Een paar jaar geleden spraken we over dit fenomeen in het dagelijks bestuur van de Rotterdamse kerkenraad. Een van de leden merkte met vreugde op, dat wij wel heel gemakkelijk aan ‘opdrachten’ kwamen. Ik gaf de suggestie dat hij voor zijn eigen bedrijf de tarieven naar ons niveau zou terugbrengen. Dan zou het vast ook storm lopen. Predikanten krijgen nu als vergoeding voor een preekbeurt € 146. Dat bedrag is gebaseerd op 4 uur werk. Let wel: dit is een bruto bedrag. De belasting gaat er nog van af. Dus als predikant houd je er € 75 aan over. Dan krijg je ook nog reiskosten (per trein eerste klasse, per auto 30 cent per km.) vergoed. Of de reiskosten dekkend zijn of slechts een tegemoetkoming is iets wat ik in een volgend blogje ga behandelen.
Vier uur
Die 4 uur zijn gebaseerd op het hergebruik van een oude preek. De praktijk is dat je tenminste een half uur bezig bent met het toepassen van de plaatselijke liturgische eigenaardigheden en het communiceren van de liederen. Daarbovenop komt de tijd die je onderweg bent naar en van de kerk. Tenslotte ben je zo’n twee uur aanwezig in de kerk. Als je korter van tevoren komt, wordt de kerkenraad een beetje zenuwachtig en als je als eerste na afloop vertrekt, wordt het wel heel ongezellig gevonden. Bij de relatief grote afstanden tussen de (vrijzinnige) gemeenten ben je meestal meer dan drie kwartier onderweg. Een simpele optelling leert dus dat een tijdsbesteding van 5 uur reëel is. Je verdient derhalve netto per uur ongeveer € 15.
Storend
Er zijn momenten dat ik dat zelf best storend weinig vind. Bijvoorbeeld als ik een monteur voor mijn cv-ketel laat komen en zie wat zijn tarieven zijn of als ik mijn relatief bescheiden auto voor een grote beurt naar de garage breng en zie wat je daar per uur betaalt. Vanzelfsprekend: het is een roeping en als ik anders wilde, had ik maar een vak moeten leren. Toch kan ik me niet aan de indruk onttrekken, dat er ook (jongere?) predikanten zijn die een rationelere keuze maken en een ochtend met partner (een gemeenschapsviering?) of gezin thuis hoger waarderen dan dit bescheiden geldbedrag. En gelijk hebben ze! Het werk van preekvoorzieners wordt er niet gemakkelijker op.
Wie is gek?
Toen collega Klaas Hendrikse, u weet wel, de atheïstische dominee, grote bekendheid kreeg met zijn boeken, werd hij een veelgevraagd gastvoorganger. Naar verluidt vroeg hij toen al € 300 voor een preekbeurt. Ik heb veel collega’s daarover horen klagen, maar vroeg mezelf in alle eerlijkheid af wie er nu eigenlijk gek was. Hoeveel van onze kerkgangers zouden zelf in hun werkzame leven voor dit bescheiden bedrag hun bed uitgekomen zijn? Is het onlogisch dat de predikant ook voor dit onderdeel van zijn werk (dat hij of zij niet hoeft te doen) een normaal salaris verdient dat past bij de opleiding?
Foto: Veel geld in je hand door Marco Verch onder Creative Commons 2.0
De dominee en het geld (3)
Geachte heer/mevrouw,
Mijn zoon Arie Barnard komt wonen in uw complex Clusius, Dankmeijerpad 125. Hij heeft mij gevraagd om garant te staan. Vanzelfsprekend ben ik daartoe bereid.
Alleen als ik uw formulier bezie, is het lastig om dat goed in te vullen.
Ik ben predikant bij de Remonstrantse Gemeente Rotterdam. Ik ben dat al bijna 25 jaar en ik heb een aanstelling voor onbepaalde duur. Alleen is het geen arbeidsovereenkomst. Predikanten werken niet in een werknemer/werkgever-relatie, omdat het uitgangspunt is dat onze Baas niet de aardse kerkenraad is, maar de Heer in de hemel.
In de praktijk werkt dat natuurlijk even goed. Maar het is lastig om Hem te vragen om een werkgeversverklaring. Dingen als een loonstrookje (dus geen loon in eigenlijk zin, maar wel het traktement bij een overeenkomst van opdracht) kan ik u natuurlijk wel verstrekken.
Is dat voor u voldoende? Graag hoor ik even.
Met een hartelijke groet,
Tjaard Barnard
Dr. T.R. Barnard, remonstrants predikant
De dominee en het geld (2)
Wie is de Baas?
Zoon drie heeft een fraaie kamer gevonden in Leiden en komt met een formulier bij mij. De verhuurder wil graag een garantstelling van een van de ouders. En daarbij hoort een werkgeversverklaring. Gedoe!
Geen werknemer
Een predikant is namelijk geen gewone werknemer. En de kerk is geen werkgever. Vanaf het begin van het protestantse predikantschap geldt namelijk de fictie: een dominee kan geen andere baas hebben dan de grote Baas in de hemel. Verbi Divini Minister (VDM). Dienaar van het goddelijke woord.
Gedoe
Praktisch gesproken leidt dat tot een hoop gedoe. Predikanten zijn een soort zelfstandige ondernemers (in technische zin: pseudo-ondernemer), met al het gedoe dat erbij hoort. Geen collectieve voorzieningen als WW of WIA. Niet automatisch alle bescherming die een werknemer naar Burgerlijk Recht geniet. Alleen als het kerkgenootschap dat regelt, komt dat goed. De traditionele kerkgenootschappen beijveren zich sinds jaar en dag om hele constructies te scheppen, zodat het dezelfde zekerheid geeft: een wachtgeldregeling, een collectieve arbeidsongeschiktheidsverzekering en vroeger ook een eigen pensioenfonds. In de praktijk blijft het een heel gedoe, daar de fiscale regels niet meer ingesteld zijn op dit soort merkwaardige uitzonderingen. Telkens weer moet er wat aangepast worden, rond zorgverzekering en pastorie.
Biefstuk
Ook voor predikanten blijkt het soms lastig. Ze krijgen een bruto traktement uitgekeerd en moeten maar zorgen dat ze op het moment dat de fiscus aanklopt genoeg gespaard hebben. Niet iedereen heeft dat als beginnend predikant door. 'Elke dag biefstuk', zo beschreef een collega de euforie aan het begin van zijn ambtelijke loopbaan… Later viel het dus tegen. Overigens heb ik ook meegemaakt dat in de Traktement Commissie (een polder commissie binnen de Remonstrantse Broederschap, waar onderhandeld wordt over de salarissen van predikanten) niet iedereen het begreep. 'Die bedragen die predikanten krijgen, zijn toch erg hoog'. Ze vergeleek het bruto bedrag met haar eigen netto salaris. Maar hierover in een later blog meer.
Wie is de Baas?
Blijft natuurlijk over hoe dat werkt: een Baas in de hemel en een kerkenraad die met moeite de centjes voor het traktement moet inzamelen. U begrijpt, dat wringt soms. Als je als predikant erg op de vrijheid van het ambt staat en geen inzicht wilt geven in wat je uitvoert, geeft dat vaak gedoe. Wat mij betreft, gaat het in die vrijheid vooral om de invulling en de uitleg van het Evangelie. Niet de vrijheid om zelf maar wat te doen en je niet te laten controleren of begeleiden in het werk dat je in de gemeente doet . Als je dat niet wilt, kun je rekenen op gedoe. Zoals ik eens hoorde: 'een predikant en een gemeente zijn net als twee billen. Als er stront komt, gaan ze gewoon uit elkaar.'
Rood als een kroot
Inhoudelijk gaat het soms opvallend goed. Honderd jaar geleden stond er een zeer linkse predikant in de Remonstrantse Gemeente Rotterdam, Piet Eldering (1868-1954). Hij was zo rood als een kroot en dat terwijl de gemeente bestuurd werd door havenbaronnen. Op een gegeven moment vroeg de diaconie (sic!) zich af, of deze predikant niet ontslagen kon worden. De kerkenraad liet weten het in het geheel niet eens te zijn met de uitleg van het Evangelie van deze predikant. Maar hij moest wel de ruimte hebben om het zo uit te leggen.
Ik ben er nu nog niet uit. Zal ik dit blogje maar naar de makelaar sturen en hopen dat het werkt? Of vragen we iemand anders om garant te staan.
De dominee en het geld
De dominee en het geld (1)
Een beetje predikant is een onthecht mens, erg sociaal, maar niet echt zakelijk. Eerder spiritueel het hoofd in de wolken dan met een scherpe blik op de centjes. Mensen kijken gek op, als je teveel weet wat er in de grote-mensen-wereld speelt. In deze reeks blogjes vertel ik iets over mijn ervaringen bij dit onderwerp
De duizend-gulden-preek
Vanaf 1987 studeerde ik theologie in Leiden. Het was een kleine faculteit met ongeveer 150 studenten. Je kon ongeveer iedereen kennen. De meeste mensen met hun naam, een enkele obscure student alleen van gezicht. Je leerde via je dispuut en door het hospiteren bij andere disputen ook direct de ouderejaars studenten kennen. Degenen die al lang bezig waren, hadden inmiddels hun preekbevoegdheid (consent) binnengehaald en week-in-week-uit gingen ze uit preken. Het was een mooie manier om je inkomsten wat op te schroeven. Toen ik vanaf 1993 ook mocht, kreeg je voor een preekbeurt ƒ 80,--. Voor een student toen een heel aardig bedrag. Je kreeg er ook nog reiskosten bij (eerste klasse!) en je had een OV-studentenkaart die nog de hele week geldig was, dus voor je gevoel liep je binnen. En je hoefde er geen belasting over te betalen, want zoveel verdiende je niet. Het was een gouden tijd!
Onder de studenten werd regelmatig gepocht over de duizend-gulden-preek. Dat was een preek die je zo vaak had gehouden (een rekenende lezer weet nu: tenminste 13 x) dat je dat bedrag ermee had verdiend. De truc was een goede preek te maken, waarmee je de boer op kon. Ik had toen een paar van die preken liggen. (Of ik er nu nog mee op pad zou willen, weet ik niet. Ik durf ze niet na te lezen…)
Preek van het plankje
Zondag op zondag pakte je dus dezelfde preek van het plankje, waarbij je natuurlijk moest opletten dat je niet twee keer een preek in dezelfde gemeente hield. Voor beginnende en gevorderde predikanten blijft het een nachtmerrie: het onrustige gevoel, als je op die kansel staat en je afvraagt: heb ik die preek niet hier al eens gehouden?
Je moest vermijden om te vaak in één gemeente te preken, want dan moest er wat nieuws komen. Een al te actuele preek houden, was ook niet verstandig. (‘Gisteren vierden we bevrijdingsdag…’). Voor de gevorderden was het een uitdaging om een preek telkens te actualiseren met iets nieuws, zodat de hele preek nieuw leek. (Zo heb ik laatst een oude preek bewerkt: waar stond 'Afghanistan' telkens ingevuld ‘Oekraïne’. Het bleek wonderwel te passen…). Een schrik waren gemeenten die zich streng hielden aan een leesrooster. Dat zat het verdienmodel erg in de weg. Voor je het weet stond je elke week een nieuwe preek te maken. Kortom: het vergde wat planning.
Karel Hendrik Roessingh (1886-1925)
De techniek om zo efficiënt mogelijk om te gaan met een eenmaal geschreven preek bestond ook al voor onze tijd. Toen ik voor mijn promotieonderzoek het archief van de grote remonstrantse theoloog van het modernisme Karel Roessingh onderzocht, kwam ik ook zijn preekschriftjes tegen uit diens beginperiode als predikant. Bij elke preek stond netjes vermeld waar en wanneer die was gehouden. En opeens viel me op dat Roessingh werkelijk nooit een nieuwe preek maakte, als hij er nog eentje in een bepaalde gemeente niet had gehouden. In zijn tijd zal het niet gelukt zijn om duizend gulden te verdienen, want de preekbeurtenvergoeding was natuurlijk veel lager. Maar hij heeft echt zijn best gedaan. Overigens was hij een zeer geliefd en begenadigd spreker. Het zat dus waarschijnlijk niemand in de weg!