(Tekst gewijzigd na gewaardeerde reactie (zie hieronder) van Theo van Driel.)
Wie naar de kerk gaat, hoeft geen coronapas mee te nemen. Is dat logisch? Vorige week schreef ik een opinieartikel in het Nederlands Dagblad dat het goed zou zijn als ook de kerken de coronapas als toegangskaartje zouden gebruiken.
Er volgden veel reacties. Vandaag maakte de PKN bekend dat een dergelijk toegangskaartje niet zou passen bij de kerk. Maar is dat wel zo? Is iedereen altijd welkom bij Jezus?

Vorige week heb ik veel verontwaardigde reacties over me afgeroepen. Het bekende Haagse duo Rutte en De Jonge had weer hun persconferentie gehouden, waarin ze vertelden dat vanaf 25 september de anderhalve meter op de meeste plekken kon verdwijnen, mits er maar gebruik gemaakt zou worden van de coronapas. Om in het theater, de muziekzaal, de bioscoop, het restaurant, de sportkantine en meer van dat soort gelegenheden binnen te mogen, moet je vanaf die datum gevaccineerd zijn, aantoonbaar corona gehad hebben of je laten testen. Daar valt ongetwijfeld veel over te zeggen, maar dat doe ik nu even niet.
Ik maakte mij niet populair door in een krant te schrijven, dat ik eigenlijk vond dat de kerken mee zouden moeten doen aan die pas. Geen onderscheid tussen muziekzaal, restaurant en kerk. In alle gevallen zou het verstandig zijn om de meest kwetsbaren te beschermen. En in de samenleving wordt het steeds moeilijker te verkopen dat de kerk zo’n uitzonderingspositie heeft. (Want laten we eerlijk zijn, als de politiek en de deskundigen het zouden mogen, zouden ze vast ook de kerken deze verplichting opleggen.)
Mijn mailbox en mijn social media stroomden over. Niet alleen met mensen die helemaal niets zagen in vaccinatie of testen, maar vooral ook met mensen die vonden dat dit in de kerk toch helemaal niet zou kunnen. De kerk moet toch iedereen verwelkomen? Juist de kerk moest toch een warm welkom bieden voor iedereen. De kerk mag geen onderscheid maken.
Tegelijkertijd: als ik het Evangelie lees, zie ik toch een ander verhaal. Zou Jezus nu werkelijk altijd zo gastvrij zijn? Natuurlijk, wie kijkt naar het prachtige venster in de Rotterdamse Arminiuskerk ziet een buitengewoon beminnelijke Jezus afgebeeld. ‘Komt tot mij allen die vermoeid en belast zijt’, staat er in de Bijbeltekst waarnaar verwezen wordt. Dat is de softe, zoete, lieve Jezus die alles goed vindt, die iedereen welkom heet en bij wie je altijd welkom bent. Wat je ook voor geks hebt gedaan, hoe het ook in je leven is misgegaan. Eigenlijk een Jezus zonder tanden!
Maar dat kan toch niet helemaal waar zijn? Want laten we eerlijk zijn, in de Bijbel staan toch ook verhalen over Jezus die we best ingewikkeld vinden. Over tanden gesproken: voor wie niet wil omzien naar zijn naaste, zo vertelt Jezus (Mat. 25: 31-46), is er plaats in de buitenste duisternis. Daar waar geween is en gekners van tanden. Als je niet omziet naar mensen die honger of dorst hebben, die in de gevangenis zitten, die geen kleren hebben of die vreemdeling zijn, dan is daar helemaal geen lieve, zoete Jezus. Nee: naar de buitenste duisternis. Want je hebt je verantwoordelijkheid als mens niet genomen. Alles wat je niet hebt gedaan voor die arme sloebers heb je ook niet voor Jezus gedaan. Wegwezen dus!
Als hij op het voorplein van de tempel (Joh. 2: 13-25) komt en ziet wat voor handel en wandel daar plaats vindt – het gaat daar alleen om geld verdienen en niet om het geestelijke – wordt Jezus razend en mept hij de hele bliksemse boel in elkaar. Dit is het huis van mijn vader, niet een rovershol, zegt hij er subtiel bij. Weinig begrip voor de handelaren.
Maar misschien ook wel het verhaal van mildheid bij uitstek. Tegenstanders van Jezus brengen een overspelige vrouw (Johannes 7:53- 8:11) bij hem. Volgens de aloude wet moet ze gedood worden, gestenigd. Wat zou deze nieuwe rabbi ervan zeggen. Hij zegt niet zoveel. Hij zegt alleen: wie zonder zonden is, werpe de eerste steen. Iedereen druipt af. Alleen de vrouw en Jezus blijven zitten. Hij wil haar ook niet veroordelen. Maar wel zegt hij: ga heen en zondig niet meer. Mildheid, maar geen goedkeuring voor ongewenst gedrag.
Kortom: alles goed bij Jezus? Alles altijd pais en vree? Iedereen altijd welkom? Ik geloof er niets van. Als wij niet ons best doen in ons leven, als wij niet een begin maken van omzien naar onze medemens, dan is Jezus helemaal niet meer zo lief. Natuurlijk: iedereen is welkom. Wat er ook is gebeurd . Hoe je leven ook in elkaar zat. Maar als je nu niet bereid bent er te zijn voor je medemens, dan houdt het ook op voor Jezus.
Of Jezus een coronatest zou willen zien, dat weet ik niet. Maar het lijkt er zelfs op dat Jezus begrip heeft voor de quarantainewetten van zijn tijd. Nadat hij een man met een ernstige huidziekte heeft genezen (Luc. 5: 12-14), stuurt hij hem direct naar de toenmalige teststraat, de priester, die moet constateren dat hij echt weer genezen is. Daarbij moet hij zelf betalen, een offer voor de Heer.
Dus, wat Jezus van een coronapas zou zeggen, dat weten we niet. Maar om nu maar zomaar aan te nemen dat iedereen welkom is en dat je alle verstandige gezondheidsadviezen zomaar terzijde zou kunnen schuiven, lijkt mij wat al te gemakkelijk.
Tenslotte: zelf vind ik het belangrijk om een extra mijl te gaan om iets te doen voor de gezondheid van je naasten. Dat kan een vaccinatie zijn, maar ook een bezoek aan ‘Testen voor toegang’. Ik denk dat het juist zou passen in de kerk om dit ook vanzelfsprekend te vinden.
Sterker nog: was het volgen van Jezus over het algemeen maar zo gemakkelijk als zo'n prikje in je arm of een stokje in de neus!
Reactie plaatsen
Reacties
Het zit je blijkbaar hoog, Tjaard Barnard, maar je hebt mijn kritiek totaal niet begrepen. In je blog schrijf je dat we een begin moeten maken met omzien naar je medemens. Mijn reactie kwam tot stand mede door de dakloze verslaafde vrouw, die ik in de ogen keek toen ze mijn aandacht vroeg. En ik denk aan de vrouw, die door haar medische aandoening niet gevaccineerd is en die blij is als er iemand naar haar omkijkt. Onze extra mijlen bestaan niet alleen door vaccinatie en een teststraat, maar bestaan ook uit nabijheid waar niemand dat meer durft.